Voor altijd besmet met het wielervirus

Portret Ron Paffen, door Femke Ronnes-van der Linden

Pfff… eerlijk gezegd heb ik vandaag geen zin. Toch weet ik dat het goed komt. Ik dwing mezelf er niet langer over na te denken, mijn fietskleding aan te trekken, mijn fiets te pakken en op te stappen. Ik vertel Willie mijn plan voor deze trainingsrit en vertrek. Als ik eenmaal op weg ben verdwijnt de tegenzin al snel. Ik voel hoe mijn benen zijn, ben op weg naar het eerste doel, ‘Brokken Bert’ in Ottersum. De warming-up zit erop. Van Ottersum naar de rotonde in Heijen bij Olieslagers, een stuk van drie kilometer, rijd ik volle bak. Het enige dat in mijn hoofd zit is doortrappen tot daar. Ik fiets aan mijn limiet. Voor ik het weet heb ik deze eerste hobbel van vandaag genomen. Dat nemen ze me niet meer af, dat heb ik al gehad. Nu lekker een stukje rustig fietsen. Het voelt goed. Zo dadelijk nog een stuk voluit richting Schottheide in Duitsland. Terwijl ik over de klimmetjes rijdt, kijk ik om me heen. Wat is het hier toch machtig mooi. Het eerste trainingsuur is omgevlogen en ik besluit vanuit Kranenburg over het nieuw aangelegde fietspad langs de spoorbaan nog even door te rijden naar Nijmegen. Daar steek ik de Maas over en rijd via Brabant weer terug richting huis. Inmiddels twee uur onderweg heb ik er nog geen genoeg van en maak tot slot nog een extra lusje. Een uur later staan er drie trainingsuren op de teller en kom ik voldaan thuis aan. Drie keer ben ik in deze training tot de limiet gegaan en het was heerlijk.

Bijna 62 jaar geleden werd Ron Paffen geboren in Heerlen, zijn vader werkte daar in de mijnen. Als kleine jongen maakte Ron spelenderwijs kennis met fietsen, dat deed hij veel op straat. Toen Ron tien jaar was, verhuisde het gezin naar Gennep, terug naar de regio waar Rons moeder oorspronkelijk vandaan kwam. Ook daar fietste Ron veel. ‘Met vriendjes deden we wedstrijdjes over steeds grotere afstanden. In Gennep reden we om de Old-Inn heen. Ik kon toen al geweldig sprinten, maar was me er nog niet van bewust dat er ook officiële wedstrijden waren.’ Ron genoot ervan zijn krachten te meten, en te winnen. Zijn moeder probeerde hem er nog van te weerhouden meer met het fietsen te gaan doen, maar tevergeefs, het avontuur lonkte. ‘Misschien had ze de angst dat me iets zou overkomen. Toen kon ik me daar niets bij voorstellen, ik zag geen gevaar. Nu kijk ik toch anders naar de valpartijen van die jonge jongens, het zijn nog maar zo’n mennekes.’

Ron raakte besmet met het wielervirus en kon het niet meer loslaten. Hij ging op pad en reed wedstrijden, steeds verder weg: Eindhoven, Zuid Limburg. ‘Ik mocht mee met iemand uit Heijen. Fietsen op het dak en op pad. Ik wist niet wat me overkwam. Zo werd mijn wereld steeds groter.’ In 1979 ontmoette Ron op zijn werk bij Intos de nieuwe stagiaire, Willie. De vonk sloeg over en Willie, die tot op dat moment helemaal niets met wielrennen had, raakte ook besmet met het wielervirus. Ze kreeg haar ouders zover om met haar naar de koersen van Ron te gaan kijken. Al is ze zelf niet gaan wielrennen, ze volgde haar man overal. Ron en Willie, Willie en Ron, ze waren en zijn onafscheidelijk. Het wielrennen vulde hun leven, sleepte hen door hoogte- en dieptepunten en dat doet het ruim veertig jaar later nog steeds. Wat doet dat fietsen met Ron? ‘Door te fietsen ben ik gefocust. Die focus is zo sterk dat ik alles om mij heen vergeet, het schakelt al het andere uit. Dat heeft me ook door moeilijke periodes in mijn leven geholpen. Als ik op de fiets zit heb ik een doel.’

Ron is een explosieve renner, met een goede sprint. Deze kwaliteit heeft hem vele overwinningen opgeleverd. Dat is deels natuurlijk aanleg, maar voor een groot deel ook training. Ron maakt nog steeds dezelfde hoeveelheid trainingsuren als in de tijd dat hij Eliterenner was, zo’n veertig jaar geleden. Weer of geen weer, zin of geen zin, als er een training op de planning staat, wordt deze gereden, het hele jaar door. Een verjaardag of een feestje is geen excuus om een training over te slaan. Willie en Ron zijn inmiddels zo creatief, dat ze altijd samen wel een oplossing bedenken. Een trainingsronde kan namelijk prima de feestlocatie als eindpunt hebben en overal is wel een mogelijkheid om even te douchen en je op te frissen.

Sinds 1976 werkt Ron bij Intos in Heijen. Die baan heeft hij nooit voor het fietsen op het spel willen zetten. Inmiddels heeft Ron de luxe dat hij alleen de ochtenden werkt, waardoor hij ’s middags zijn trainingen kan doen. Dat was vroeger wel anders. Vanuit het werk at hij onderweg naar huis wat boterhammen. Als hij thuis de achterbouw in liep, had hij zijn broek al op de enkels, zodat hij snel in zijn wielrenkleren kon springen, en weg kon fietsen. Dat was heel vanzelfsprekend, zijn dochter en zoon wisten niet beter dan dat zij met mama samen aten en papa thuis kwam als zij in bed lagen.

In het seizoen rijdt Ron twee tot drie koersen per week. Hij heeft al zoveel koersen gereden, dat hij precies weet wat hij kan verwachten van het parcours, de omgeving en het publiek. Nodigt een parcours uit tot een leuke wedstrijd? Kunnen we het parcours binnen twee uur autorijden bereiken? Past het bij mij? Zie ik een uitdaging? Dat zijn overwegingen die Ron en Willie vooraf samen maken. Als Ron ergens aan de start verschijnt, dan wil hij winnen, meedoen om het meedoen werkt niet voor hem. Hij heeft in zijn carrière veel gewonnen en wint nog steeds regelmatig.

Als ze in goed overleg besloten hebben aan welke koers Ron deel gaat nemen, schrijft Willie hem in en maakt ze er verdere plannen rondom heen. Zo wordt een koers vrijwel altijd een leuke dag uit. Vroeger met het hele gezin, inmiddels met z’n drietjes. ’s Morgens de koers? Dan ’s middags een leuk programma in de omgeving. Voor onderweg gaan er lekkere broodjes en drinken mee. Willie is manager, coach, verzorger, steun en toeverlaat in één. Wat zou Ron zonder haar moeten beginnen? Op momenten dat Ron helemaal geen vertrouwen meer in zichzelf had, sprak Willie hem de benodigde moed weer in om door te gaan. Ook Willie ademt wielrennen: ‘Wij beleven het wielrennen als gezin, dat hebben we altijd gedaan. Wij weten van elkaar wat ons bezighoudt. Ik wil zien hoe Ron rijdt, ik wil het meemaken, de spanning, de ontlading, de teleurstelling, de winst. Dat samen delen is voor mij heel waardevol. Onze dochter woont inmiddels niet meer thuis, maar onze zoon Rob wel en hij gaat nog altijd overal met ons mee naartoe. Hij is heel goed in het onthouden van dingen, gezichten, namen en relaties. Als we dus iets niet moeten vergeten, zeggen we het tegen Rob, zodat hij ons er op tijd aan herinnert. Rob weet wie bij wie hoort, ziet als eerste als iemand een nieuwe liefde bij zich heeft en wordt door anderen als eerste van ons drie begroet. Zo hebben we alle drie onze vaste taak.’ De keren dat Ron in al die jaren zonder Willie naar een koers is gegaan zijn op één hand te tellen.

De hectiek van de dag, de nieuwste inzichten, trainingsschema’s, voedingsadviezen, voedingssupplementen, materialen, technologische ontwikkelingen, meetapparatuur, Ron neemt er met interesse kennis van, denkt er het zijne van en trekt zijn eigen plan. Hij laat zich niet makkelijk beïnvloeden, weet zelf precies waardoor hij beter gaat rijden: ‘Het is eigenlijk heel simpel, ik heb wel eens een periode gehad dat ik minder trainde, toen kon ik het wel schudden met de resultaten. Dan kom ik ook tekort. Al die uren intensieve training zijn nodig om mijn niveau te handhaven, want anders kan iedereen het doen. Ik ga in trainingen dieper dan ik in de meeste wedstrijden hoef te gaan. De wetenschap kan je ver brengen, maar als je geen zin hebt, niet de wil en de passie om te trainen, dan kun je er wel een trainer op zetten die het meest optimale trainingsschema maakt, maar zonder de juiste invulling heeft dat geen effect. Het laatste stukje dat het verschil maakt tussen winst en verlies, zit ‘m toch echt in de mentaliteit. Als je niet wilt investeren, niet al die uren wilt trainen, niet met de intensiteit wilt trainen waarmee ik train, niet uit je comfortzone wilt rijden, wacht tot je niet meer moe bent, dan kom je er niet.’

Ron heeft altijd gezegd dat hij net zo lang door zou blijven fietsen tot zijn kinderen zijn successen bewust mee zouden kunnen maken. Inmiddels maken zijn kleinkinderen het al bewust mee.

De finale van de koers nadert, een eindsprint lonkt. Op het moment dat ik Willie langs de kant zie staan, hoor ik een kinderstem: ‘Gas op de lolly, opa!’


Dit verhaal over Ron Paffen heb ik geschreven op verzoek van De Kneep en is verschenen in het boek Zijwieltjes en verzuurde benen. Een boek vol met verhalen, gedichten en liedjes over fietsen én met wielrennerportretten. Alle bijdragen zijn geschreven door schrijvers uit de regio. Het boek is te koop bij uitgeverij Reinaert via deze link.